De uitdaging

Aan de rand van de stad ligt het huis van Joost en Arnoud, vanuit het centrum fiets ik erheen. De woonboten met daarachter de stromende rivier, de wolkenformaties ononderbroken door gebouwen. Ik vertraag mijn vaart en geniet. De kippen zijn reeds op stok als ik langs het huis naar de terrasdeur loop.
“Hé Katoo, kom binnen.” De mannen zitten in de eetkamer aan een kopje espresso en het laatste restje wijn van het eten. “Koffie?” Ik schuif aan op een plastic draaistoeltje in het vintage interieur met uitzicht op de tuin.
“Vertel, jullie nieuwe huis is het rond, gaat het door?”
“Dat komt zo wel, hoe is het met jou?” De vraag overvalt mij, ik wil niet klagen, maar blij ben ik niet. Bovendien had ik verwacht de vraag met Joost te bespreken, maar het is Arnoud die hem stelt. De gesprekken met hem zijn wezenlijk anders dan die met Joost. Ik vertel over de dood van een vriendin. Hoe zij gestorven is, benieuwd naar wat er zou komen. “Wat vertel je toch altijd zakelijk over de dood”, merkt Arnoud op. Mijn verdriet is er wel, maar laat ik niet zien. Jong geleerd, oud erin gesleten. Evengoed heeft het mij dieper geraakt, dan ik geneigd ben toe te geven. Haar dood confronteerde mij met mijn leven; Hoe lang heb ík nog? Ben ik tevreden als ik nu het loodje leg. De afgelopen maanden leidde het tot een krampachtige haast, die ik met moeite kan loslaten. De ontevredenheid over mijn werk bleef achter. “Misschien moet ik het roer radicaal omgooien”, opper ik. “Ontslag nemen, maar wat dan, ik houd van een goed belegde boterham.” “Kom we gaan even naar het nieuwe huis kijken” Joost voert mij mee naar de computer, terwijl Arnoud protesteert. “Moet dat nu, we zitten net lekker te praten.” Hoewel de mannen elkaar qua dominantie niet veel ontlopen, zijn ze velerlei opzichten verschillend. Arnoud is de man van de onuitputtelijke ideeën, zoekend naar nieuwe plannen die hem slechts korte tijd voldoening geven. Joost beheerst de kunst van het genieten en opgaan in kleine dingen. In meer dan 50 foto’s krijg ik een beeld van het begeerde huis. “In de zeventiger jaren onder architectuur gebouwd. De opdrachtgevers zijn gestorven en de kinderen vinden het niets en willen het verkopen.”, vertelt Joost. Het interieur doet mij denken aan de eerste inrichting van mijn ouders. Een keuken met mosgroene deurtjes, oranje tegels in reliëf, een afbeelding van een bloem. Blauwe wastafels met afwisselend witte – en felrode tegels aan de muur. “Ik snap dat het huis jullie aantrekt. Zeventiger jaren in architectuur en inrichting. Maar waarom in Utrecht, meer dan 100 km hiervandaan?”“Midden in de natuur, net buiten de randstad. De helft van de vaste lasten die wij nu hebben, opslag voor onze webwinkel onder het huis.”“Sja, die leeftijd…meer genieten minder werken” . Terug in de tuinkamer, spint het gesprek zich verder over de toekomst.
“Maar Katoo, jij kunt je tuinhuis verhuren. Een ander baantje voor wat extra geld en je hebt veel meer vrije tijd om te doen wat je wilt. Ga in een restaurant werken of bij een uitzendbureau.” De oplossingen vliegen links en rechts rond mijn oren. Arnoud is een onuitputtelijke bron van ideeën. Ideeën die vermoeien, maar ook inspireren.  
“Waar beleef je echt plezier aan?”, vraagt Joost.

“Tuinieren, schrijven, mediteren, maar daarmee kan ik zelfs geen dróge boterham betalen”. Ik staar naar een schilderij aan de muur; een Engelse vrouw in paardrijbroek, leunend op een spade. Een paar weken terug hebben Arnoud en ik een nieuw dak op mijn tuinhuis gezet. Tijdens het klussen vertelde hij over de roman die hij graag wil schrijven. Ik verhaal aan Joost, wat wij toen bespraken. “Maar tijd, waar haal ik de tijd vandaan”, verzucht Arnoud. “De webwinkel vraagt veel aandacht. Eerst maar eens zorgen dat die goed loopt, dan een kantoortje om te schrijven…” “Je hebt anders tijd zat om te lummelen, als je het echt wilt moet je het gewoon doen”, stelt Joost. De mannen kunnen elkaar goed een spiegel voorhouden, het is één van de redenen waarom ze het zo lang met elkaar uithouden.

“Tussen droom en daad, staan wetten in de weg en praktische bezwaren…”, klinkt in mijn hoofd, een vals liedje van La Bloemendaal. Vaag dringt de stem van Arnoud tot mij door: “Ik daag je uit. Een verhaal over deze avond, 800 woorden, woensdag inleveren.”

“Huh”, daar heb ik de tijd en de energie niet voor, schiet het door mij heen. Ik zie Joost vanuit mijn ooghoek glimlachen en realiseer mij dat het tijd is mijn gekoesterde droom in daden om te zetten. Opgeladen fiets ik weer naar huis. Rust roest zegt mijn oude vader altijd, misschien heeft die ouwe wel gelijk. Met het beeld van een schaterende vrouw in bubbelbad fiets ik fluitend naar huis.

Een gedachte over “De uitdaging

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *